In vroeger tijd was de teelt van groenten en
fruit voornamelijk bijzaak. Elke boer had wel een stukje land dat hij als
moestuin gebruikte. Bij de opkomst van de steden ontstond meer behoefte aan
tuinbouwproducten. Vanaf de 15e eeuw vindt men aan de rand van de steden
bedrijven die uitsluitend op het telen van groenten en fruit zijn gericht, de
zogenaamde warmoezierderijen. Naarmate de steden groeiden en de bevolking
talrijker werd, ontstond nog meer behoefte aan tuinbouwproducten. Het aanleggen
van tuinbouwbedrijven moest dus noodgedwongen steeds verder van de stad af
gebeuren. Maar om de producten snel in de stad te krijgen was het wel een
voorwaarde, dat de tuinderijen zich aan of dicht bij vaarwater bevonden.
Ten zuiden van Den Haag werden grote delen van de duinen afgegraven ten behoeve
van de zandwinning. Na dit afzanden ontstonden gebieden die erg geschikt waren
voor tuinbouw en waar bovendien goede vaarsloten lagen. Zo verplaatste de
tuinbouw zich steeds verder het Westland in. De kleigronden in het Westland
werden geschikt gemaakt voor de tuinbouw door er zand, bagger en stadsvuil op
te brengen. In de 19e eeuw kwam door de opkomende industrialisatie en een
daarmee samenhangende bevolkingsgroei in de steden steeds meer behoefte aan
tuinbouwproducten. In het Westland begon men daarom steeds meer
tuinbouwbedrijven aan te leggen. Een voorbeeld hiervan is de aanleg van
tuinbouwbedrijven in de Naaldwijkse 'Geest' en in het Staelduin, waar door de
familie Van Rijckevorsel een gedeelte van het Staelduinse bos werd gekapt en
identieke tuinbouwbedrijven met bijbehorende pachterswoning werden aangelegd.
De klimatologische omstandigheden waren in het Westland erg geschikt voor
tuinbouw. Door de ligging aan zee had men een gematigder klimaat, zachte
winters en koele zomers. Hierdoor kwamen de producten eerder tot wasdom en
waren zodoende vroeger op de markt dan producten uit andere gebieden. Om de
oogst nog meer te vervroegen werden ook allerlei kunstgrepen uitgevoerd. Als de
fruitbomen achter muren werden geteeld, waarbij ze beschut waren tegen de wind,
groeiden ze sneller. Een volgende stap was het telen onder glas. Hieruit
ontwikkelde zich de grootschalige Westlandse glastuinbouw.
Na de invoering van het veilingsysteem, de coöperaties voor
tuinbouwbenodigdheden en coöperatieve banken, maakte de tuinbouwsector in de
twintiger jaren een enorme groei door. Er kwamen nieuwe producten op de markt
zoals tomaten, komkommers en bloemen. De tomaat en de komkommer werden
belangrijke producten voor de export naar Duitsland. De bloementeelt, die was
voortgekomen uit de productie van bloembollen, bleef tot na de Tweede
Wereldoorlog een bijproduct. Steeds meer tuinbouwgebieden werden bebouwd met
kassen. De tuinders begonnen zich meer te specialiseren, waarbij ze zich per
seizoen op één teelt toelegden. Daarnaast begon de bloementeelt steeds
belangrijker te worden.
Als gevolg van de stijgende welvaart en de groei van de tuinbouweconomie begon
men in de vijftiger jaren Westlandse oogstfeesten te vieren. In de volksmond
noemde men deze feesten de druivenfeesten. Opvallend is echter dat vanaf 1950
door het arbeidsintensieve karakter en de concurrentie van Zuid-Europese landen
steeds minder druiven geteeld werden. De druiventeelt zou uiteindelijk vrijwel
geheel verdwijnen.
In de zestiger en zeventiger jaren begon men slecht bereikbare gebieden te
ontsluiten. Veilingen gingen fusies aan, zodat er uiteindelijk nog maar twee
grote veilingen overbleven, namelijk een bloemen- en een groenteveiling. De
tuinbouwproductie werd steeds verder geautomatiseerd; computers, substraatteelt
en andere technologische vernieuwingen werden ingevoerd. Rondom de dorpen moest
de tuinbouw steeds meer wijken voor woningbouw. Grote gedeelten van de
weidegebieden in Maasland en Schipluiden worden in gebruik genomen door de
tuinbouw. Het nog resterende gedeelte van dit weidegebied is nu beschermd en
moet dienen als groene buffer. Dit betekent dat het Westland geen
uitbreidingsmogelijkheden meer biedt voor de tuinbouw. Die tuinbouw moet zelfs
weer terrein inleveren aan de stadsuitbreiding van Den Haag. Veel tuinders
moeten daarom uitwijken naar andere regio's.
2 andere grote tuinbouwgebieden in Nederland bevinden zich in
Noord-Holland in de regio Enkhuizen en in Drente in een gebied dat loopt van
Emmen tot Assen.
Door de gunstige ligging en grote groeimogelijkheden zijn veel Westlandse tuinders al vertrokken naar
het Noorden. Ook het werven van
personeel is geen probleem. De tuinbouw in Noord-Holland bestaat ook voor een
groot deel uit de teelt van groente aan de grond zoals bloemkool.
Horticulture bestaat uit het telen van groente, de belangrijkste zijn:
tomaten, komkommers en paprika’s.